
Paleontologen hebben artefacten bestudeerd die zijn gevonden in de Olduvai-kloof in Tanzania. Als resultaat lieten de auteurs zien hoe de oude vertegenwoordigers van de hominini-stam erin slaagden te overleven in een klimaat dat op dat moment vrij snel veranderde.
Oude mensen keerden in de loop van honderdduizenden jaren verschillende keren terug naar één kloof in Tanzania. Wetenschappers hebben aangetoond dat eenvoudige hulpmiddelen deze mensachtigen hielpen te overleven in een veranderend klimaat
Het oudste bewijs van het bestaan van oude menselijke verwanten in de Olduvai-kloof zijn stenen werktuigen die ongeveer 2,03 miljoen jaar geleden zijn gemaakt. Deze artefacten maken deel uit van de Olduvan-cultuur en zijn relatief eenvoudige stenen werktuigen gemaakt door vroege mensachtigen zoals H. erectus en H. habilis.
Olduvan-gereedschappen zijn meestal scherpe vlokken en zeer eenvoudige gereedschappen om te hakken en te schrapen. Ze zijn veel minder geavanceerd en nauwkeurig dan de gereedschappen die door latere mensachtigen zoals de Neanderthalers zijn gemaakt. Ondanks hun eenvoud hielpen de gereedschappen van de Olduvan-cultuur oude mensen om te overleven in veranderende omgevingsomstandigheden en zichzelf te beschermen tegen roofdieren.
De auteurs van een nieuwe studie van het Max Planck Instituut voor Menselijke Geschiedenis hebben gefossiliseerd stuifmeel en microscopisch kleine stukjes gefossiliseerd plantenweefsel - fytolieten - gevonden in een geologische laag die twee miljoen jaar geleden dateert, evenals 10 stenen werktuigen. Geochemische analyse van de gereedschappen suggereerde dat een deel van het materiaal waaruit de gereedschappen zijn gemaakt, werd verzameld door oude mensachtigen in de buurt van hun woning, en de rest werd gedolven op 12 kilometer van het "huis". Voor het slijpen van gereedschappen kozen de oude mensen van die tijd, volgens wetenschappers, nogal vreemde materialen.
Maar een paar duizend jaar later is het landschap in dit gebied veel veranderd: struikgewas van varens vervingen weiden en bossen, en de rivier veranderde in een meer, dat geleidelijk groter werd. Later werd de oever van het meer vervangen door droge steppe, bijna verstoken van bomen en gras. Elk van deze omgevingen had ander voedsel, toegang tot water en problemen met roofdieren en klimaat. Wetenschappers ontdekten dat de mensachtigen het bassin verschillende keren verlieten, mogelijk als gevolg van plotselinge veranderingen in het milieu of vulkaanuitbarstingen, maar keer op keer naar de kloof terugkeerden.
Al ongeveer 200.000 jaar gebruiken mensachtigen dezelfde hulpmiddelen: de auteurs hebben aangetoond dat deze apparaten eenvoudig, maar ongelooflijk veelzijdig waren. Misschien was het hierdoor dat de oude mensen wisten te overleven in een steeds veranderende omgeving.